Leopold Laarmans Column Archief

Elke dinsdagochtend om vijf uur filosofentijd, ontwaakt en vertrouwt Leopold Laarmans zijn momentane ochtenddauwmijmeringen aan het geduldige papier toe. Al ruim dertien jaar lang. Het aanbod essays overdenkt het dagelijkse leven van a tot z, van nadir tot zenith en... naar alle windstreken toe. Laarmans scheert daarbij als een komeet langs alle sterren van het heelal en geen menselijk, al te menselijk onderwerp blijft onaangeroerd. De teksten sluiten eerder aan bij het dagboek waarbij het toevallige en het gefragmenteerd denken centraal staat. Laarmans leeft volop in zijn teksten en Willem Elias, VUB-professor op emeritaat verduidelijkt het als volgt, "Hier wordt hij Diogenes die de goegemeente van antwoord dient door de middelvinger te strekken en aan machthebbers die hem willen manipuleren verzoekt om uit het zonlicht te gaan. Hier sluit Leopold aan bij de cultuurfilosofie voor wie geen onderwerp vreemd is maar die de vraag stelt: wat of wie zijn wij hier vandaag? Leopold Laarmans zegt er zijn gedacht over. Een nieuwe Spinoza?"


Huidige Column


Ouderdom bezinnen

Met Petrarca en Cicero

is het leven omhelzen

Leopold Laarmans

xxx

Column 1267: De kunst van het leven

dinsdag 12 augustus 2025

 

CVinyl/ 2 LP - Van Morrison, Remembering Now - Exile Productions, 2025




05.00 uur

Mijn jaarlijkse herlezing van de Franse stripreeks Asterix heb ik gisteravond in bed aangevat. Traditioneel begin ik er in de herfst mee, maar in 2025 duik ik dus vroeger in de verhalen van Asterix. Mogelijk ben ik geïnstigeerd door het nieuw vertaald boek ‘Brieven van een bejaard man’ (Damon, 2024) van Petrarca (1304-1374). Daarin las ik uiterst aangename wijsheden over de ouderdom. Petrarca deelt ze mee in een ruim twaalf pagina tellende brief aan zijn vrienden vanuit Pavia op 29 november 1366. Behalve zijn persoonlijke ervaringen over de goede kanten van ouderdom, voert hij ook de ene Romein na de andere op om de ouderdom in een positieve sfeer te brengen. Je kent ze wel: Cicero, Vergilius, Cato, Augustus etcetera. Ik moet er meteen bijzeggen dat Petrarca uitdrukkelijk vermeldt dat de ouderdom echter nooit beter is omschreven dan door Marcus Tullius Cicero (106-43 v.C.) die zijn betoog over ouderdom op het einde van zijn leven schreef. Cicero legt op zijn beurt het positieve beeld van ouderdom in de mond van de roemruchte politicus Cato de Oudere (Marcus Porcius Cato, 234 v.C.-149 v.C.). Het resultaat is een universeel eeuwig pareltje over de kunst van het oud worden dat best onder de noemer filosofische dialogen kan gecatalogeerd worden.



Jawel, ouderdom houdt me al jaren bezig. Niet zo obsessioneel zoals Elias Canetti (1905-1994) die zijn hele leven lang alles noteerde wat hem kon helpen om niet te sterven. Hij typeerde zichzelf als een doodsvijand en deinsde er niet voor terug om met zijn antropologische methode de dood te omsingelen. Hij las schrijvers, filosofen, verhalen en mythen en riten en ongrijpbare dromen om de dood een hak te zetten. Maar uiteindelijk is het gegaan zoals het gaat in het fenomenale gedicht van ‘De tuinman en de dood’ (1926) van de hand van Pieter Nicolaas van Eyck (1887-1954). Canetti vluchtte weliswaar niet zoals de tuinman naar Ispahaan, maar stief ‘doodgewoon’ op 14 augustus 1994 in Zurich, Zwitserland. Negenentachtig jaar. Oud genoeg? Er kan nog altijd een jaartje bij? Wie wil er honderd jaar worden? Antwoord: iedereen die negenennegentig is!



Volgens Vergilius, vertelt Petrarca, zijn er drie leeftijdsfasen: de eerste is de groene fase, gevolgd door de rijpe fase. De derde is de neergaande fase en dat mag je letterlijk nemen: je loopt gebukt door het leven, met een stok om niet om te vallen en de winkel gaat definitief op slot. Vergilius plakt er in zijn Aeneis geen leeftijden op, maar Petrarca suggereert dat hij met zijn 62 jaar nog niet tot de derde fase is toegetreden. Petrarcus koppelt dus de persoonlijke gesteldheid van fysiek en geest aan een levensfase. Hetzelfde liedje over de levensfasen wordt vandaag door de meeste ouderen gezongen. Het refrein gaat alzo, “Ik ben zesenzestig maar ik voel me nog een veulen”. Ja, het zal wel. Ze zullen je niet meer vragen voor de wedrennen, maar een paardenkoets trekken in toeristisch Brugge of Oostende zit er nog wel in. Maar toch, zoals Petrarca schrijft: de ouderen moeten maar bepalen in welke levensfase ze zich bevinden. Zij zijn de betrouwbare beoordelaars van leeftijdsfasen, niemand anders. Iedere bejaarde is trouwens jong geweest, maar een jonge man is nooit oud geweest en weet zelfs niet of hij dat ooit zal zijn. Wat kan hij vertellen? Alleszins moeten we als maatschappij en mens er over waken dat ouderdom respectabel is en met liefde, ontzag en achting wordt bejegend.



Toegegeven, ouderdom is ongetwijfeld problematisch en lastig voor het geheugen, schrijft Petrarca, vanwege de last van talrijke zaken. De ouderdom beperkt het geheugen, het verstikt het niet en vaagt het niet weg. Het geheugen van een jonge man mag dan wel vlotter zijn, het is ook minder groot. Een oudere man herinnert zich meer, maar wel trager, want hij heeft meer gezien, meer gehoord, meer gelezen, meer geleerd; hij heeft als het ware meer achter slot en grendel geborgen.En zo besluit Petrarca, dat iemand die veel bezit, niet meteen aan alles daaraan denkt is onvermijdelijk: hij heeft vele koffers die lange tijd niet zijn opengemaakt en net als iedere rijke heeft hij niet alles wat hij bezit direct bij de hand, hij moet dat opzoeken en opgraven, hij heeft het opgeslagen maar niet kwijtgeraakt.



Ach, Petrarca is een verademing om te lezen, om zijn wijsheid te vernemen, zo’n zevenhonderd jaar geleden bezonnen, gereflecteerd, maar zo menselijk, zo diep menselijk. De woorden zijn zoals de zon en de maan. Ze zijn eeuwig. En rechtschapen. Naast het aanbevelen van Asterix in bed voor het slapen gaan (en tot wat het allemaal leidt) wil ik je nog een boekentip meegeven die de kunst van het leven verder in de verf zet. De titel van het boek, ‘Ouder worden’ Balans, 2025) van de hand van de 81-jarige Elke Heidenreich is niet wat hij lijkt en is zoals Rene Magritte schildert: metaforisch. Het lezen ervan is voor alle leeftijden omdat het zo rijk is aan absurde paradoxen van het leven. Het boek geeft op een opwindende manier inzicht wat ouderdom betekent, voor jezelf, voor anderen, voor diegenen die je liefhebt. Ouder worden is volgens Heidenreich persoonlijk en eerlijk, maar nooit genadeloos, kortom: wijs!



Wie de wijsheden van Romeinen, Petrarca of de ouderdom an sich even wil laten bezinken, moet alvast Asterix lezen van de goddelijke stripbedenkers Uderzo en Goscinny. Beiden lanceerden de Galliër in 1959 in het Franse stripblad Pilot. Het gelijknamige album kwam uit in 1961 en de rest is geschiedenis. Toch nog dit: Asterix, intussen 66 jaar, heeft de eeuwige jeugd. Je moest hem gisteravond zien vliegen, rennen, vechten, denken, mijmeren, pienter zijn in de editie ‘Asterix in het eerste legioen’. Voortreffelijk grappig als fenomenaal en vanmorgen verdreef een glimlach nog steeds de meeste rimpels in mijn gezicht. Zalig!

06.30 uur